Gezonde eetlust behouden bij reuk- en smaakverlies
Geplaatst op 13 januari 2021
Reukverlies heeft invloed op de kwaliteit van leven, zegt Elbrich Postma. "Patiënten genieten minder van hun eten en ze lopen gevaar omdat ze rook en gas niet kunnen ruiken. Ook kun je onzeker worden over je eigen lichaamsgeur, of zelfs depressief."
Patiënten die hun reuk- en smaakvermogen kwijt raken, worden daar dagelijks mee geconfronteerd, bij alle maaltijden en lekkere tussendoortjes. Van de Nederlandse bevolking heeft 5% tot wel 20% een verminderd reuk- en/of smaakvermogen. Dit heeft allerlei oorzaken, zoals een verkoudheid, griep, een ongeluk of ouderdom.
Tot op heden was er weinig bekend over de effecten van reuk- en smaakverlies op het eetgedrag, maar ook wat er gebeurt in de hersenen, waar uiteindelijk de gewaarwording van geur en smaak plaatsvindt. Elbrich Postma van de afdeling Humane Voeding & Gezondheid onderzocht of patiënten ook daadwerkelijk anders eten dan mensen met een normaal reukvermogen. Tegen de verwachting in vond ze dat patiënten met reukverlies net zo goed volgens de Richtlijnen Goede Voeding eten als de gemiddelde Nederlander. Er zijn naast geur en smaak talloze factoren die invloed hebben op de daadwerkelijke voedselinname, zoals de sociale situatie waarin je eet en de eetgewoontes die je hebt aangeleerd. Wel blijkt dat patiënten met aangeboren reukverlies, die hun hele leven al niet konden ruiken, voorkeur hebben voor voedingsproducten met een sterkere smaakcomponent en daarmee het tekort compenseren.
Ook onderzocht Postma de effecten van reukverlies op de hersenen. Hiervoor liet zij patiënten met een verloren reukvermogen in de MRI-scanner geuren ruiken. Dat gebeurde in de MRI-faciliteit van Ziekenhuis Gelderse Vallei. "De patiënten twijfelden aanvankelijk of dit wel een zinvolle exercitie was", vertelt Elbrich Postma: "Zij roken immers niets en hoezo zouden ze dan in de MRI-scanner wel een geurgewaarwording ervaren." En hoewel de patiënten in de MRI inderdaad aangaven niks te ruiken, bleken de hersenen van de patiënten toch te reageren op deze geuren. "In de basis was het reukvermogen nog aanwezig. Dit biedt perspectief voor de behandeling van patiënten met recentelijk reukverlies", vervolgt Postma.
"Je kunt daarbij denken aan reuktherapie, zoals je fysiotherapie aanbiedt. We vragen dan patiënten die bijvoorbeeld een rozengeur krijgen aangeboden, sterk te denken aan de vroegere ervaring van die geur. De opzet is dat je met veel oefenen zo de verbinding in de hersenen herstelt zodat de ervaring van rozengeur terugkeert."
De Wageningse onderzoeker vond ook een relatie tussen het gebied in de hersenen - de zgn. orbitofrontale cortex, bijna tegen het voorhoofd aan - dat te maken heeft met de integratie van geur en smaak en hoe goed patiënten kunnen ruiken. "Dit laat zien dat het belangrijk is om in toekomstig onderzoek veranderingen in eetgedrag en veranderingen in de hersenen aan elkaar te koppelen. Want therapieën zoals reuktraining kunnen een klein effect hebben op de reukfunctie, maar toch leiden tot veranderingen in de hersenen," besluit Elbrich Postma.
Bron: Wageningen U&R
Meer nieuws